Landschap Myanmar
Birma, dat sinds 1989 officieel Myanmar heet, is het grootste land van Zuidoost-Azië, met een oppervlakte van 668.000 km² (16 maal Nederland, 22 maal België). Verscheidene steden hebben een nieuwe naam gekregen: Pegu werd Bago, Rangoon werd Yangon, Prome veranderde in Pyay, Pagan werd Bagan en Maymyo heet nu Pyin-Oo-Lwin. De rivier Irrawaddy wordt sinds kort geschreven als Ayeyarwady. In het noorden grenst Birma aan China, in het oosten aan Thailand en Laos, in het zuiden aan de Indische Oceaan en in het westen aan India en Bangladesh. Ontoegankelijke bergketens van de Himalaya in het uiterste noorden van het land en een oceaan met kilometerslange stranden omsluiten het land. De hoogste berg van Myanmar, de Hkakabo Razi op de grens van Tibet en Birma bereikt een hoogte van bijna 6000 m. Helaas is dit gebied nog steeds off limits voor toeristen. Van noord naar zuid lopen grote rivieren en in het oosten bevindt zich een hoogvlakte: het Shan-plateau met grote meren en door de rivier uitgesleten bergkloven. Oorspronkelijk was het land grotendeels bedekt met woud. Myanmar is een van de belangrijkste leveranciers van tropisch hardhout in de wereld. Teakbomen worden gekapt op grote schaal. Overstromingen en aardverschuivingen in het regenseizoen zullen meer optreden als gevolg van die kap. Minder dan de helft van het land is nog bedekt met bos: tropisch regenwoud, mangrovebos, bamboebos en in de meer gematigde klimaatzones loofbos, dennenbos en grassteppen. In de droge delen zijn allerlei cactussen en acaciasoorten te vinden. De fauna is rijk aan verschillende diersoorten: olifanten, luipaarden, beren, tijgers, neushoorns, tapirs, apen, slangen en prachtige vlinders. Helaas zul je tijdens de reis niet veel van deze wonderlijke fauna zien. Zowel het verlies aan bos als de stroperij bedreigen de diersoorten. Een en ander hangt samen met de traditionele geneeskunst. Men gelooft bijvoorbeeld dat de hoorn van de neushoorn potentieverhogende kwaliteiten heeft en dat buitgemaakte berenklauwen de kracht van de beer overbrengen. Het land heeft een rijkdom aan natuurlijke hulpbronnen, vruchtbare gronden, rijke viswateren, olie en edelstenen. Ondanks deze rijkdom is Birma een van de minst ontwikkelde landen in Azië.
Veruit de meeste Birmezen zijn werkzaam in de landbouw. Boerenfamilies bewerken met meestal niet meer dan een hak de landbouwgrond die is opgedeeld in kleine kavels. Een deel van de opbrengst moeten ze afstaan aan de militairen en in tijden dat er niet veel gedaan kan worden op het land worden soms hele dorpen tewerkgesteld om wegen aan te leggen of dammen te bouwen. Rijst is het belangrijkste landbouwgewas en de belangrijkste voedingsbron. Een normale Birmese maaltijd bestaat uit veel rijst en wat groente, soms wat peulvruchten of vlees. De agrarische sector levert belangrijke exportproducten, zoal peulvruchten en rijst. Op grote schaal worden er verder oliezaden (pinda's en sesam) verbouwd, tarwe, maïs en katoen. Er zijn rubber-, suikerriet- en kokospalmplantages. Ook vis is een belangrijk onderdeel van de Birmese maaltijd, dat zie (en ruik) je vanzelf als je een van de markten bezoekt.