Estland heeft maar flink wat speciale dagen, waarvan er opmerkelijk veel zijn naar aanleiding van een nationale historische gebeurtenis. Er wordt in Estland onderscheid gemaakt in publieke werkvrije dagen (12 in totaal), nationale feestdagen (totaal 10; geen werkvrije dagen, maar vaak wel plechtigheden) en vlaggendagen (4 in totaal) waarop de vlag uit mag (scholen en veel overheidsgebouwen hebben overigens altijd de nationale vlag uit als ze open zijn).

Tot de publieke dagen waarop bijna iedereen een vrije dag heeft behoren 1 januari (Nieuwjaarsdag), 24 februari (Onafhankelijkheidsdag), Goede Vrijdag, 1 mei (Dag van de Arbeid), 23 en 24 juni (Feest van de Midzomernacht), 20 augustus (Herwinning van de Onafhankelijkheid) en 24, 25 en 26 december (Kerstmis). De kerstviering en het midzomerfeest vormen in Estland de jaarlijkse hoogtepunten. Estland heeft dus twee Onafhankelijkheidsdagen: eerst werd Estland onafhankelijk van de Sovjet-Unie op 24 februari 1918 en opnieuw op 20 augustus 1991 na 51 jaar van bezetting.

Tot de nationale feestdagen (waarop wel gewerkt wordt) behoren o.a. 6 januari (Driekoningen), 14 maart (Dag van de Nationale Taal), Moederdag (wisselt jaarlijks), 23 augustus (Dag ter Herinnering van Slachtoffers van de Nazi’s en het Stalinisme), Grootouderdag (wisselt jaarlijks) en Vaderdag (wisselt jaarlijks).