Bevolking Albanië
Albanië telt ongeveer 3 miljoen inwoners van wie naar schatting 82 procent etnisch Albanezen, zij noemen zichzelf Shqiptarë. Zij worden onderverdeeld in twee groepen, de mensen van het noorden en die van het zuiden, elk met een eigen Albanees dialect. De grens tussen de twee landsdelen wordt gevormd door de rivier Shkumbin. In het noord(oost)en wonen de Ghegen, de bergbewoners, die gezien worden als traditioneel. Ten zuiden van de Shkumbin wonen de Tosken. Zij worden gezien als kosmopolitisch en hebben het materieel wat beter dan de noorderlingen.
De grootste minderheid vormen de Grieken die vooral in het zuidwesten wonen. Andere minderheidsgroepen zijn de Vlachen (ook wel Aromoenen of Balkan-Roemenen genoemd), enkele duizenden Slaven (Noord-Macedoniërs, Montenegrijnen, Bulgaren, Serviërs), Turken en Armeniërs. Daarnaast is er een groep Roma die nauwelijks getolereerd wordt en een marginaal bestaan leidt.
Meer dan drie miljoen Albanezen wonen in het buitenland, van wie 2,5 miljoen in Kosovo, Noord-Macedonië en Montenegro.
Tot de Tweede Wereldoorlog woonden veruit de meeste Albanezen op het platteland. Tegenwoordig woont meer dan 40 % in de stad, in verhouding met andere Europese landen is dit nog steeds erg weinig. De migratie naar de steden neemt echter nog steeds toe.
De levensverwachting is 76,5 jaar voor mannen en 82,1 jaar voor vrouwen. Ter vergelijk: in Nederland is dit 79,7 jaar voor mannen en 83,1 jaar voor vrouwen. Vrouwen in België hebben eveneens een levensverwachting van 83,1 jaar, voor mannen gaat het om 78,5 jaar.