Religie Albanië
Albanië was eeuwenlang in de greep van overheersers. Buitenlandse mogendheden en binnenlandse onderdrukkers controleerden generatie na generatie het politieke, economische, sociale en godsdienstige leven van het Albanese volk. Dit heeft diepe sporen nagelaten bij de mensen. Vijf eeuwen lang, tot 1912, zwaaiden de Turken de scepter in Albanië. Veel Albanezen werden, al dan niet gedwongen, moslim.
In 1967 verbood president Enver Hoxha, geïnspireerd door de Chinese culturele revolutie, alle religie, zowel in de publieke als in de privésfeer. Vrijwel alle kerken, kloosters en moskeeën werden gesloopt of omgebouwd tot sporthallen of buurtcentra. Tal van geestelijken en gelovigen verdwenen achter slot en grendel of werden, vaak zonder enige vorm van proces, vermoord.
Pas met de val het communisme, in 1990, kwam God heel langzaam terug in Albanië. In het ooit zo katholieke Shkodër trokken de eerste missen duizenden belangstellenden. In Tirana verschenen westerse evangelisten van allerlei soort en naast het Skanderbegplein in Tirana opende een enorme Albanees-orthodoxe kerk de poorten. Uit Turkije en het Midden-Oosten kwamen islamitische zendelingen naar Albanië, soms met een goed gevulde portemonnee. Maar de belangstelling voor religie bleef toch beperkt. Sommige mensen sloten zich eerder uit pragmatische overwegingen (toegang tot school) aan bij een kerkgenootschap.
Albanië is een seculiere staat en kent geen officiële religie. Er is vrijheid van godsdienst. Naar schatting is op dit moment circa 60 % van de bevolking soennitisch-islamitisch. Het Grieks-orthodox geloof wordt beleden door 20 % van de bevolking, voornamelijk de Ghegen. Het rooms-katholicisme heeft vooral in het noorden aanhang en kent in Moeder Teresa een eigen Albanees icoon. Het deel rooms-katholieken is in Albanië tegenwoordig 10 %. Religie speelt doorgaans geen belangrijke rol in de Albanese cultuur. Op een enkel incident na leven de verschillende religieuze groepen vreedzaam naast elkaar.