Semana Santa is de ‘Heilige Week’ voor Pasen (in het Spaans Pascua), die gepaard gaat met veel tradities. Het meest bekend zijn wellicht de processies die in bijna heel Spanje gehouden worden en die vergezeld gaan van veel wierook, melancholische muziek en emotie. Zware heiligenbeelden worden op tronos (enorme draagbaren) in een langzaam tempo door de straten gedragen en huilende mensen tussen het publiek zijn geen uitzondering. In de processies lopen naast traditioneel in het zwartgeklede dames ook talloze boetedoeners mee, de zogenaamde nazarenos (de personen met puntmutsen), vaak op blote voeten. Een traditie die ruim vijfhonderd jaar oud is en niets van doen heeft met de Amerikaanse Ku Klux Klan waarmee de boetelingen soms geassocieerd worden. De puntmutsen verhullen de identiteit van de boetedoeners (penitentes). Hun capuces of capuchones stammen uit de periode van de inquisitie in de middeleeuwen.

Op 1 november viert bijna heel Spanje (en een groot deel van de katholieke wereld) de Día de todos los Santos, Allerheiligen. Het is een traditionele dag waarop Spanjaarden eer betonen aan overleden bekenden of familieleden. Hele families gaan die dag naar de kerkhoven om bloemen neer te leggen op de graven van hun dierbaren. Het is er die dag dan ook een drukke bedoening. De dagen ervoor worden de graven grondig schoongemaakt en doen bloemenwinkels zeer goede zaken. Vooral op het platteland kan het een prestigekwestie worden; hoe mooier en overdadiger het graf wordt versierd, hoe groter het aanzien. Vaak eet men daarna gezamenlijk in familieverband en sluit lunch of diner af met heerlijke zoetigheden. Populair met Allerheiligen is Huesos de Santo, een zoet gebakje. Ze bestaan uit kokertjes van marsepein gevuld met eidooier, die de botten van de overledenen moeten voorstellen.