Religie Nepal
Nepal was volgens de grondwet een hindoeïstische staat, maar werd in mei 2006 uitgeroepen tot seculiere staat. De godsdienstbeleving in Nepal bestaat uit een mengsel van hindoeïsme en boeddhisme. Maar daarnaast zijn er nog tal van andere invloeden in terug te vinden, zoals animisme, sjamanisme, voorouderverering, de Tibetaanse bonreligie, tantra, vajrayana en lamaïsme. Waarin Nepal verschilt van de meeste andere streken in de wereld, is dat er geen echte opeenvolging van religies is geweest. In plaats daarvan is er in de loop der tijd een steeds ingewikkelder ratjetoe van de samenstellende delen ontstaan. In zekere zin deelt het land die kwaliteit wel met India, maar in dat land zijn toch enkele historische religieuze stromingen, zoals het boeddhisme, vrijwel geheel verdwenen.
Het alledaagse leven van de Nepalezen wordt voor een groot deel bepaald door wat wij 'bijgeloof' noemen. De werkelijkheid is een taal die voortdurend tekens geeft. Demonen, goden of onrustige voorvaderen kunnen bijvoorbeeld een krassende kraai sturen of een droom. Dat zijn boodschappen, waarnaar geluisterd moet worden. Vaak moeten er handelingen verricht worden om te zorgen dat er geen onheil uitbreekt, of er moet een offer gebracht worden aan een geest. Er is een voortdurende dialoog met een magische wereld die wij niet kunnen zien. Nepalezen praten daar ook niet graag over, omdat het benoemen van zulke zaken zorgt voor een extra impuls. Niettemin voeren ze allerlei handelingen uit, die in onze ogen aan geen enkele logica voldoen, terwijl ze in de ogen van Nepalezen heel praktisch zijn. Daarnaast wordt er ook altijd bescherming gevraagd aan de hemelbewoners. Wij sluiten een reisverzekering af, de Nepalezen bidden aan de desbetreffende instantie en offeren iets. Niets in Nepal is verwarrender dan de bonte verzamelingen goden, engelen, demonen, culten en rituelen, die het land rijk is.
Het hindoeïsme: Het hindoeïsme is de officiële staatsgodsdienst van Nepal. Het hindoeïsme is niet gesticht door één profeet of gegrondvest op één boek, maar op een bouwwerk van boeken, meesters, godenvereringen, kasten en leefregels. Het woord zelf is bedacht door de islamieten die het subcontinent vanaf de 9de eeuw binnenvielen en alle heidense praktijken die ze er aantroffen, samen hebben gevat met het woord 'hind'. Het hindoeïsme is feitelijk een samenklontering van religies. Maar in het woord 'religie' komt de alomvattendheid van het hindoeïsme niet tot uiting.
Dharma, karma, samsara, maya, moksha, atman en brahman zijn de centrale begrippen waarmee elke stroming binnen dit geloof kan worden omschreven. De dharma is de 'weg', de wet van het zuivere leven. Het is een morele code, die voor elke kaste aangeeft wat goed is. Karma betekent 'handeling'. Met dit begrip wordt aangegeven dat elke handeling een effect sorteert op dit leven, maar vooral ook op volgende levens. Handelt men volgens de dharma, dan verbetert het karma en de kansen voor een hogere vorm van wedergeboorte nemen toe. Het geboren zijn in een bepaalde kaste is toe te schrijven aan opgebouwd karma in vorige levens en daarmee gerechtvaardigd. Men neemt karma dus mee naar volgende levens. Samsara is de cyclus van wedergeboorten waarin alle wezens gevangen zitten als gevolg van hun karma. Door de dharma te volgen, verbetert het karma na vele levens uiteindelijk tot het punt waarop iemand beseft dat de aardse werkelijkheid maya is, een illusie. Men beseft dat er geen atman is, geen individuele ziel, geen 'ik', die de wereld ziet, maar een totale eenheid van alles, één wereldziel: brahman. Het atman was slechts een tijdelijke manifestatie van het brahman. Met die realisering is er moksha bereikt; het einde van de cyclus van wedergeboorten en het terugvloeien van de druppel atman in de oceaan van het brahman. De godenverering is heel belangrijk in het hindoeïsme. Volgens sommige geschriften zijn er 330 miljoen goden. Maar ook zij zijn onderhevig aan het samsara en niets anders dan tijdelijke vormen van het brahman. Brahman, de wereldziel, manifesteert zich door middel van de goden en demonen. Alle goden zijn een afspiegeling van brahman, die onder de naam Brahma als god vereerd wordt. Brahma vermenigvuldigt zijn manifestaties tot de goden van het hindoe pantheon, waarin hij geen plaats heeft, omdat hij het hele pantheon is.
Typerend voor het hindoeïsme is het kastensysteem, de indeling van de bevolking in een hiërarchie van overgeërfde sociale klassen. Elke hindoe wordt geboren in een kaste waarvan hij de rest van zijn leven deel blijft uitmaken. De hoogste kaste is die der Brahmanen of Bahuns, waaruit de geestelijkheid voortkomt. Daaronder staat de kaste der Ksatriya's of Chettri's, de soldaten en bestuurders. Eigenlijk is dit de kaste met de ware macht. Brahmanen dienen zich niet zo bezig te houden met succes in het ondermaanse, maar kunnen wel grote invloed uitoefenen doordat ze de schriftgeleerden zijn en een intieme relatie onderhouden met hun godenwereld. Weer een stapje lager op de ladder staan de Vaisya's, die de kaste der handelaars vormen en tenslotte is er de grote massa van de Sudra's, de boeren. Wat rest, is nog een kasteloze groep, de Paria's. Deze mensen worden als zeer onrein beschouwd en mogen slechts de meest vieze karweitjes opknappen, zoals rioolreiniging en lijkverbranding. Echter door de toenemende bevolkingsdruk in de Kathmanduvallei, die een schrijnende werkeloosheid met zich meebrengt, zie je langzaam een verschuiving optreden.
Elke hindoe heeft een klein huisaltaar waar de lievelingsgoden een plaatsje hebben. Het zijn meestal veelkleurige afbeeldingen van deze goden, die in onze ogen meer iets weg hebben van fantastische stripverhaalfiguren. Sommige mensen richten zich vooral op Vishnoe, anderen meer op Shiva, maar in geen enkel huis ontbreken Ganesh en Lakshmi.
De belangrijkste puja's die dagelijks in de tempels worden gehouden, vinden plaats bij zonsopkomst en zonsondergang. Onder het geroffel van trommels, het rinkelen van belletjes, het geluid van blaasinstrumenten en het reciteren van de veda's wordt er een offer gebracht dat de vier elementen, lucht, aarde, water en licht of vuur vertegenwoordigt. Een ander belangrijk religieus gebeuren is darshan, ofwel het zien van een beeld van de god, of zoals in Kathmandu de levende godin Kumari. Bij processies worden godenbeelden rondgedragen zodat de mensen de goden kunnen zien, want dat is bevorderlijk voor het zielenheil. Prasad is geheiligd voedsel, dat eerst geofferd wordt aan de god(in) en daarna genuttigd wordt ter bescherming.
Het boeddhisme: Boeddha werd geboren in Lumbini, in de Nepalese Terai, in de 6de eeuw voor Christus. Tijdens zijn luxe leven als prins werd hij geconfronteerd met het lijden van de mensen om hem heen. Na een lange meditatie verwierf hij verlichting en begon een nieuwe levensleer te verkondigen. Het boeddhisme is feitelijk een hervormingsbeweging van het hindoeïsme en veel elementen komen overeen. Op een aantal belangrijke aspecten verwierp de Boeddha de gangbare leer echter. De Brahmaanse rituele verering van de goden en het kastensysteem waren twee belangrijke zaken die hij verwerpelijk vond. In navolging van het hindoeïsme beweerde de Boeddha dat alles wat bestaat een eeuwige opeenvolging van ontstaan en vergaan is (samsara), waaraan in principe niets kan ontsnappen; niet de goden, niet het universum, niet de mensen. Het is hem, de Boeddha, echter wel gelukt om uit dit eeuwige rad van wedergeboorten los te komen. Zijn leer is een ontsnappingsmethode naar het nirvana, een staat van tijdloze rust en eenheid met alles. Belangrijk zijn de vier grote waarheden. 1. Alle leven is lijden. 2. Dit lijden is het gevolg van onze begeerten. 3. Door het opheffen van die begeerten kan men een einde maken aan het lijden. 4. Het opheffen van de begeerten wordt bereikt door het bewandelen van 'de juiste weg'. Die juiste weg bestaat uit het achtvoudige pad; het is een systeem van denken en handelen dat ervoor zorgt dat het karma van degene die hem bewandelt, verbetert. Naarmate het karma verbetert door het bewandelen van de juiste weg, reïncarneert men in reinere vormen. Tenslotte bereikt men het stadium van bodhisattva, waarin men niets anders meer verlangt dan het geluk van alle anderen. Vervolgens lost men op in het nirvana, de staat van verlichting waarin men beseft dat alles wat bestaat illusie is en slechts een luchtspiegeling van een ondeelbare eenheid die in zichzelf rust. Gaandeweg ontwikkelde er naast deze weg, die later de Theravada of Hinayana school is gaan heten, het Mahayana-boeddhisme. Deze populaire vorm van boeddhisme herintroduceerde veel rituelen en de aanbidding van tal van Boeddha's en bodhisattva's. Al gauw ontstond er een nieuw pantheon van goden in de Mahayana, die zich in de dagelijkse beleving van de gewone gelovigen nauwelijks meer onderscheidde van het hindoeïsme.
Tantra en vajrayana: Terwijl het boeddhisme in India langzaam weer oploste in het hindoeïsme, ontstond er vanaf de 7de eeuw in het oosten van India een nieuwe religieuze beweging, de Tantra. Zoals alle grote bewegingen in het land verwierp de tantristische beweging de kasten en het ritualisme van de Brahmanen. Leden van iedere kaste en ook vrouwen waren welkom. Het belangrijkste verschilpunt met het hindoeïsme en boeddhisme is de manier waarop moksha of nirvana bereikt kan worden. De Tantra opende het revolutionaire concept dat alles in het leven gebruikt kan en moet worden op weg naar de verlichting. Niet alleen de goede geesten, maar ook de demonen konden dienen tot dit doel. De begeerten hoefden niet gedisciplineerd te worden, ze waren een grote bron van energie, de seksuele energie boven alles. De verering van Shakti, de goddelijke energie in vrouwelijke vorm, leidde tot het opwaarderen van de hindoegodinnen en het introduceren van godinnen in het boeddhisme. De tantristische school van het boeddhisme heet Vajrayana.
Bon en lamaïsme: Bon is de traditionele religie van het voorboeddhistische Tibet. Het is een vorm van sjamanisme waarin de sjamaan, door middel van trance en ritueel verstoringen in het evenwicht tussen hemel en aarde herstelt en zo ziekte, plagen en dergelijke wegneemt. Bon kent vooral ook een groot aantal woeste demonen die met ingewikkelde offers te vriend gehouden moeten worden. Voor deze offers waren vooral dieren, maar soms ook mensen nodig. Het beroemde Bardo Thodol of Tibetaans dodenboek is voor een groot deel gebaseerd op de Bonrituelen om in contact te treden met het leven na de dood. Het boeddhisme deed in Tibet zijn intrede in de 8ste eeuw met de komst van de monnik Padma Sambhava, maar kreeg slechts voet aan de grond door veel elementen van Bon over te nemen. Met name de demonen, die zich tussen hemel en aarde bevonden, kregen een plaats in een lager pantheon dat voor hen werd gecreëerd. Ze zijn opgenomen als de wachters van de spirituele wereld. Deze dharmapalas zijn geschilderd bij de ingang van gompa's (kloosters) en vaak het onderwerp van thankha's (religieuze schilderingen). Andere voorstellingen op thankha's, met name de mandala en de bhavachakra zijn terug te voeren op sjamanistische patronen, die gebruikt werden om in contact te komen met hogere sferen. Deze Tibetaanse mengeling van Bon en boeddhisme is het lamaïsme gaan heten, naar de lama, de Tibetaanse priester. De dyani Boeddha's, vijf mediterende Boeddha's, met aspecten van de totale Boeddha zijn ontwikkeld in het lamaïsme, evenals gebedsvlaggen en gebedsmolens.