Reiszoeker

Reizen naar Laos

Religie Laos

Boeddhisme:
Als je reist door Indo-China kom je uiteraard in contact met het boeddhisme. Overal in Laos zie je de in oranje pijen geklede monniken, nonnen, boeddhabeelden en sierlijke wats (tempels). Ongeveer 95 % van de bevolking is er aanhanger van het Theravada-boeddhisme een zeer oude vorm van boeddhisme, die voornamelijk in Thailand, Myanmar, Laos, Cambodja en Sri Lanka wordt aangehangen. Het boeddhisme is geen godsdienst in de strikte zin van het woord. Boeddhisten zijn aanhangers van de leer van Siddhartha Gautama, een prins die zo'n 2500 jaar geleden in Noord-India een levensleer verkondigde, die in feite bedoeld was om het verstarde hindoeïsme van die tijd te hervormen. Hij bereikte in zijn leven de verlichting en ging de geschiedenis in als de Boeddha. Zijn levensleer zegt al dat het wel of niet bestaan van een god of goden feitelijk van ondergeschikt belang is voor de boeddhisten.
In navolging van het hindoeïsme beweert de Boeddha dat alles wat bestaat een eeuwige opeenvolging is van ontstaan en vergaan (reïncarnatie), waaraan in principe niets kan ontsnappen; niet de goden, niet het universum, niet de mensen. Het is hem, de Boeddha, echter wel gelukt om uit dit eeuwige rad van wedergeboorten los te komen. Zijn leer is een ontsnappingsmethode naar het nirvana, een staat van tijdloze rust en eenheid met alles.
De eerste grote boeddhistische waarheid is dat alle leven lijden is. Dit lijden is het gevolg van onze begeerten. Door het opheffen van die begeerten kan men een einde maken aan het lijden. De laatste grote waarheid verwijst dan naar de manier om die verlangens op te heffen, namelijk door het bewandelen van de juiste weg. Die juiste weg bestaat uit een systeem van denken en handelen dat ervoor zorgt dat het karma, van degene die hem bewandelt, verbetert. Karma is een soort optelsom van alle goede en slechte gedachten en handelingen uit dit en vorige levens; een verantwoording voor het geleefde leven. Naarmate het karma verbetert door het bewandelen van de juiste weg, reïncarneert men in reinere vormen. Tenslotte bereikt men het stadium van boddhisattva, waarin men niets anders meer verlangt dan het geluk van alle anderen. Vervolgens lost men op in het nirvana, de staat van verlichting waarin men beseft dat alles wat bestaat illusie is en slechts een luchtspiegeling van een ondeelbare eenheid die in zichzelf rust.
De meeste Laotiaanse boeddhisten zijn er niet zozeer op uit om het nirvana te bereiken. Ze gaan ervan uit dat het nirvana is weggelegd voor sommige monniken en niet voor de gewone mensen. Door goed te doen proberen ze de cyclus van wedergeboorte zo voordelig mogelijk te beïnvloeden. Dat kan bijvoorbeeld door het geven van geschenken aan de plaatselijke wat (tempel), de verering in de wat, het voeden van bedelmonniken, het helpen van een sangha (monnikenorde) of het (tijdelijk) intreden in een klooster. Ook mediteren en het ondernemen van pelgrimstochten behoren hiertoe.
Het boeddhisme neemt in het dagelijks leven een zeer belangrijke plaats in. Dit komt duidelijk naar voren tijdens de religieuze feestdagen en festivals, meestal met volle maan. Arm of rijk, iedereen helpt de bedelmonniken aan een schep rijst, gaat regelmatig naar de wat en heeft in zijn huis een altaar voor boeddha. Streng in de leer zijn de meeste Lao niet, maar in het algemeen wel devoot. Een dagelijks zichtbaar symbool is het bladgoud op de boeddha's. De flinterdunne stukjes goudfolie worden verkocht in kleine boekjes en in de tempel op een boeddha gedrukt. Vooral het hoofd (om wijsheid te krijgen), de borst (vriendelijkheid en gezondheid) en de mond (goed spraakvermogen) zijn populair. Van iedere man wordt verwacht dat hij gedurende korte tijd monnik wordt. Meestal gebeurt dat nadat hij van school komt en voordat hij aan zijn carrière gaat beginnen. Sommige monniken blijven de rest van hun leven in het klooster. Voor de plattelandsfamilies betekent dat laatste veel: een monnik in de familie betekent geluk en aanzien.

Animisme:
Na boeddhisme is dit de grootste godsdienst van Laos. Deze natuurgodsdienst dateert uit de tijd vóór de komst van het boeddhisme. Volgens animisten is alle materie 'bezield' en huizen er geesten in ieder mens, dier en voorwerp. Vele honderden geesten wonen in bossen, rivieren en heuvels. Hoewel de verering van geesten (phi) in Laos verboden is, speelt het een belangrijke rol in het leven van veel bewoners. Het tevreden stellen van geesten is een integraal onderdeel geworden van het Laotiaanse (en Thaise) boeddhisme en aanbidding van beschermgeesten vindt zelfs in tempels plaats. Tatoeages en gezegende amuletten (phra phum) met beeltenissen van Boeddha of beroemde monniken moeten geluk brengen of beschermen tegen kwade invloeden. Wie bezeten is door de duivel of een kwade geest, gaat naar een sjamaan, medicijnman of geestenbezweerder. In de tuin of op het terrein van vrijwel elk Thais huis, kantoor of openbaar gebouw staat een geesthuisje (phra phi), een miniatuurhuisje dat vaak op een zuil staat en de vorm heeft van een kleine tempel. Ze zijn bedoeld als huizen voor de geesten die op dat speciale stuk land wonen. Mensen hebben dat land in gebruik genomen, maar de geesten moeten toch een eigen onderkomen hebben, zodat ze niet boos worden en dan onheil brengen. Om de geesten tevreden te houden, moeten er voortdurend voedseloffers en kransen bij worden gezet. Verschillende bergvolkeren zoals de Hmong, Yao, Akha en Lisu geloven niet alleen in animisme, maar doen ook aan voorouderverering. Deze gewoonte om de zielen van overleden familieleden te aanbidden, hebben ze vanuit China meegenomen naar Laos en Thailand.
Naast de boeddhisten en animisten zijn er in Laos aanhangers van de islam en het christendom, hindoes, taoïsten en confucianisten.