Bevolking Tanzania
Tanzania heeft ruim 56 miljoen inwoners, verdeeld over ruim 120 stammen die sterk van elkaar verschillen. De meerderheid is van Bantoe-afkomst. De volkeren leven erg verspreid en hun woonplaats is onder meer afhankelijk van de vruchtbaarheid van het land en economische factoren. Hoewel de tradities niet altijd meer in ere gehouden kunnen worden, vormt de stam waaruit iemand afkomstig is nog altijd het belangrijkste deel van zijn of haar persoonlijke identiteit. Sommige stammen houden nog wel zeer sterk vast aan hun traditionele gewoonten en kleding.
Hieronder volgt een korte beschrijving van enkele van de stammen uit Tanzania:
Masai en Samburu: de Masai en de Samburu zijn nauw aan elkaar verwante nomadische stammen. Ze houden runderen en geiten. Daarnaast hebben veel Samburu ook dromedarissen. De mensen zijn mooi om te zien: ze kleden zich in het rood met een massa ingewikkelde kralensieraden. De kleur heeft verder geen speciale betekenis. Ze geloven in één god, Nkai, maar religie is een privé-aangelegenheid en de inwijdingsrituelen, zoals de naamgeving van een kind en de besnijdenis, zijn wereldlijke ceremonies. Hun traditionele voedsel bestaat uit bloed en melk. De manyatta (Masai dorp) geeft onderdak aan een hele familie, waarbij de echtgenoot en elk van zijn vrouwen een apart huis hebben. Meisjes blijven bij hun moeders tot ze trouwen, jongens gaan bij hun vader wonen als ze ongeveer zes jaar oud zijn. De kleine jongens zijn verantwoordelijk voor de kuddes. Na de besnijdenis (tussen 14 en 17 jaar), worden ze morans (krijgers) en verhuizen naar een apart dorp. Vroeger brachten ze daar hun vrije tijd door met de leeuwenjacht of het stelen van vee. Tegenwoordig besteden ze de meeste tijd aan het zichzelf en elkaar optooien. Wanneer ze ongeveer 25 jaar zijn, worden de mannen aankomende oudsten en mogen ze trouwen. Tot hun plichten behoren nu het tellen van de kuddes (bij aankomst en vertrek) en het nemen van beslissingen. Al het dagelijkse werk, waaronder het bouwen van huizen, wordt gedaan door de vrouwen, die geen rechten of inspraak hebben in stamaangelegenheden. Omdat ze zo buitengewoon trots zijn, hebben beide stammen hun traditionele levensstijl in weerwil van alles weten te behouden.
Datoq en Hadzabe: De Datoq zijn lange, krijgshaftige veehouders, in zekere zin vergelijkbaar met de Masai. Het schijnt zelfs zo te zijn dat het de enige stam is geweest die opgewassen was tegen de Masai. Ze wonen in grote hutten, gebouwd van takken en stronken en bedekt met een mengsel van klei en koeienpoep. De vrouwen dragen veel zware armbanden, kettingen en kleurige omslagdoeken. In het gezicht hebben ze vaak zware tatoeages. De andere stam die net als de Datoq leeft in de omgeving van Lake Eyasi (Noord-Tanzania), is de Hadzabé. Dit fascinerende volk van jagers/verzamelaars heeft zich lange tijd verscholen gehouden in de bush van centraal-Tanzania en leeft nog uiterst primitief. Het is een klein volk, zoals de pygmeeën uit het regenwoud, en spreekt een kliktaal. Dit laatste is ook al zeer bijzonder: alleen in het uiterste zuiden van Afrika worden dergelijke talen gesproken, bijvoorbeeld door de bosjesmannen.
Swahili: Dit is eerder een bevolkingsgroep dan een stam, ontstaan door vermenging van Arabieren en Bantoestammen. De Swahili leven langs de kust van Kenia en Tanzania en op het eiland Zanzibar, waar zij zich al eeuwen met de handel bezig houden. Ook bekend van de Swahili zijn de dhows, traditionele boten waarin zij hun handel verschepen.
Naast de oorspronkelijke bevolking van Afrika ontmoeten we ook de 'import': er zijn veel blanken, zowel uit de koloniale tijd als uit de latere periodes. Bovendien leeft er een grote groep Indiërs. Dit zijn allen nakomelingen van de 30.000 spoorwegbouwers die in de vorige eeuw door de Britten naar Afrika zijn gehaald.